Ik mocht voor het september-nummer van het Ouderlingenblad een artikel schrijven met als titel “Hebben we straks een AI-ouderling?“. In dit artikel ga ik in op de toenemende rol die kunstmatige intelligentie (AI) in onze maatschappij krijgt en hoe AI ons uitdaagt om na te denken over hoe we mens en samenleving zien.
Dit essay verscheen eerder in het themanummer over Kunstmatige Intelligentie van het blad Kontekstueel (38/1 – januari 2024). Losse nummers zijn na te bestellen op de Kontekstueel-website.
Biedt kunstmatige intelligentie (AI) mogelijkheden en kansen om in te zetten ter bevordering van het koninkrijk an God en hoever mag je hiermee gaan? Technologie en het christelijk geloof beïnvloeden elkaar veel meer dan de meeste mensen vermoeden. In dit artikel analyseer ik deze historische relatie en geef ik enkele voorzetten hoe een toekomst met AI voor de theologie en voor de kerk eruit zouden kunnen zien.
Inleiding
Op mijn Linkedin-profiel noem ik mijzelf AI-evangelist en regelmatig krijg ik daarom de vraag of AI iets met het christelijk geloof te maken heeft. AI-evangelist is een functie die bij bedrijven binnen de software-industrie heel gewoon is. Als AI-evangelist probeer ik mensen enthousiast te maken hoe ze AI in hun organisatie zouden kunnen gebruiken en neem ik ze mee op reis hoe ze dat het beste zouden kunnen doen. Daarnaast ben ik ook AI-theoloog waarbij ik de technologische ontwikkelingen binnen AI door een theologische bril probeer te duiden. In dit artikel vallen beide rollen samen en ga ik op zoek naar de beloftes en mogelijkheden die AI biedt, maar ga ik tegelijkertijd ook in op nieuwe theologische en ethische vragen die dit oproept. Het artikel is als volgt opgebouwd: in het eerste deel volgt een beschrijving van de historische relatie tussen het christelijk geloof en technologie en hoe deze elkaar wederzijds hebben beïnvloed. In het tweede deel ligt de focus op de historie en toepassing van AI in een algemene en theologische context. In het derde deel ga ik in op de theologische en ethische vragen die dit allemaal oproept. In het vierde en laatste deel introduceer ik het concept van apocalyptische verbeelding als mogelijke sleutel voor het doordenken van deze vragen.
Technologie en theologie
Op 18 september 2023 vond er een interessant gesprek plaats over AI en veiligheid in de fabriek van Tesla in Fremont (Californië) tussen Tesla-CEO Elon Musk, topman Greg Brockman van OpenAI, MIT-professor Max Tegmark en premier Netanyahu van Israël. In dit gesprek vergeleek Elon Musk het best case-scenario voor AI met een beschrijving van de hemel: ‘Je kunt hebben wat je maar wilt, je hoeft niet te werken, je hebt geen verplichtingen en elke ziekte die je hebt kan genezen worden,’ aldus Musk. Dit is een goed voorbeeld van hoe AI-opiniemakers zoals Musk zich steeds vaker bedienen van theologische taal. De relatie tussen religie en technologie is er een die teruggaat tot aan het begin van de Bijbel. In het zeer lezenswaardige boek From the Garden to the City beschrijft John Dyer uitgebreid de rol van technologie in de Bijbel. Van Genesis tot Openbaring zijn diverse verhalen te vinden waarin technologie een belangrijke rol speelt. Van Tubal-Kaïn, de stamvader van allen die brons en ijzer bewerken (Gen. 4:22), de redding van de wereld met behulp van de ark van Noach
(Gen. 6-8), Besaleël (Ex. 31), de architect die vele onderdelen van de tabernakel ontwierp
en maakte, tot en met het gebruik van schrijftechnologie die Johannes gebruikt om vast te leggen wat er tegen hem gezegd wordt (Op. 1:19). Volgens Dyer hebben drie technologieën een belangrijke rol gespeeld in de verspreiding van het evangelie in de tijd van de eerste kerk. Ten eerste het gebruik van de Griekse taal, om als standaardtaal met anderstaligen te kunnen spreken. Ten tweede het netwerk van wegen die de Romeinen hadden aangelegd om de belangrijkste steden met elkaar te verbinden. En ten derde het gebruik van de codex in plaats van boekrollen, om de geschriften van het Nieuwe Testament te verspreiden. Veruit de meeste mensen konden in die tijd niet lezen en kwamen vooral in contact met het woord van God door samen te komen en te luisteren. Door de uitvinding van de boekdrukkunst in de vijftiende eeuw werd de Bijbel een boek dat relatief goedkoop gemaakt en verspreid kon worden. Mede door het pionierswerk van Luther en Erasmus in het vertalen van de Bijbel is het christendom over de aarde verspreid en beschikbaar geworden in meerdere talen.
Theologie en technologie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Echter, veel gelovigen zijn huiverig om nieuwe technologie zoals AI te omarmen, omdat het niet bevorderlijk zou zijn voor je relatie met God en je naasten. In de vroege middeleeuwen werd juist het tegenovergestelde gevonden, waarbij technologie gezien werd als een middel om dichter bij God te komen. De invloedrijke Ierse filosoof Johannes Scotus (800-877) stelde dat de mens, gevormd door de Schepper, de mogelijkheid had om de verbroken band met God na de zondeval te herstellen door zelf te creëren, oftewel door technologie te gebruiken. Deze gedachte werd omarmd door de kerk en veel technologische innovaties, zoals het waterrad, werden in kloosters gedaan. De katholieke kerk wordt door sommigen ook wel het ‘Silicon Valley van de middeleeuwen’ genoemd en de achterliggende gedachte was dat technologische vooruitgang zou leiden tot morele vooruitgang. Of in meer theologische termen: vooruitgang in technologie is de reddingvoor de mens die het koninkrijk van God een stukje dichterbij brengt. Deze gedachten heeft veel christelijke denkers tot aan de Verlichting beïnvloed, toen er in het christelijke denken een kentering ontstond ten aanzien van technologie. Door technologische vooruitgang was de mens steeds beter in staat om voor zichzelf te zorgen en de wereld te begrijpen en te verbeteren. Technologie en wetenschap werden de paradepaardjes van het Verlichtingsproject. Met hun nieuwe wetenschappelijke inzichten hebben ze het traditionele mens- en wereldbeeld, waarin God de wereld geschapen had met daarin de mens als kroon op de schepping, volledig op de kop gezet. Veel christenen zagen technologie sedertdien vooral als hoogmoed en niet meer als een middel om het proces van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde te versnellen.
AI en theologie
‘Kunnen machines nadenken?’ is de vraag die de Britse wetenschapper Alan Turing zich stelde in een invloedrijk paper dat hij in 1950 schreef. In navolging daarop kwam een groep Amerikaanse wetenschappers in 1956 bij elkaar om na te denken over machines die kunnen leren zoals mensen en menselijk gedrag kunnen vertonen. John McCarthy, een van de aanwezige wetenschappers, noemde dit artificial intelligence. AI is dus in essentie een technologie waarin de mens nagebootst wordt door machines intelligent gedrag te laten vertonen. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd rationeel en wiskundig redeneren veelal gezien als de top van intelligentie, waarbij schaken de ultieme spelvorm was waarin dit naar voren kwam. De eerste grote doorbraak waarbij de mens door machine verslagen werd vond plaats in 1997, toen wereldkampioen schaken Gary Kasparov werd verslagen door de schaakcomputer Deep Blue van IBM. Waar hier de intelligentie vooral werd veroorzaakt door brute rekenkracht, heeft AI
sindsdien vooral veel vooruitgang geboekt op het gebied van werken in natuurlijke taal. AI is niet alleen in staat om te vertalen, maar eveneens zijn de grote taalmodellen (vaak afgekort tot LLM: Large Language Model) die ten grondslag liggen aan producten zoals ChatGPT en Google Bard ook uitstekend in staat om zelf teksten te genereren. Deze functionaliteit is massaal door de wereld omarmd om mee te experimenteren en wordt steeds vaker ingezet om repetitieve en saaie werkzaamheden zoals bijvoorbeeld het schrijven van notulen van een vergadering te automatiseren. Ook in de christelijke wereld wordt er volop geëxperimenteerd met deze technologie. Zo schreef voorganger Marijn Vlasblom in december 2022 op social media dat hij, als experiment, een preek had laten maken door AI die niet van echt was te onderscheiden, en zo werd er in het voorjaar van 2023 in Duitsland een kerkdienst gehouden die bijna volledig door AI werd vormgegeven. De gebeden, de preek en de liederen waren allemaal geschreven door ChatGPT en de dienst werd grotendeels uitgevoerd door avatars: digitale creaties die in allerlei gedaantes op een scherm verschenen, preekten en baden. Ook christelijke zendingsorganisaties zoals Trans World Radio zijn druk bezig om te kijken welkerol AI, naast bestaande technologie zoals radio, mobiele apps en het internet, kan innemen om hun missie te versnellen om iedereen op de wereld met het evangelie te bereiken. Samenvattend kun je zeggen dat AI overal in de wereld zorgt voor opschudding en er veel wordt geëxperimenteerd om te kijken waar de kansen liggen, maar ook de grenzen.
Nieuwe vragen
AI wordt door de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) aangeduid als systeemtechnologie en verwacht wordt dat dit de komende decennia voor grote sociale, economische en maatschappelijke veranderingen zal gaan zorgen. Daarom roept het gebruik van AI ook veel ethische, theologische en hermeneutische vragen op. Naast oeroude theologische vragen of de mens met AI voor god speelt, duiken er ook nieuwe ethische vragen op, zoals of we AI op termijn morele rechten moeten geven. Wat opvalt is dat AI hierbij functioneert als een spiegel die laat zien wie wij zijn met al onze mooie en minder mooie kanten, maar die ons tegelijkertijd ook op existentieel
niveau confronteert met onszelf en met de diepste vragen van het leven. Doordat we steeds meer omringd worden door slimme non-humane entiteiten, in meer christelijk jargon ‘nieuwe naasten’, rijst de vraag wie de mens is en wat de mens uniek maakt. Naast deze antropologische vraag doemen er ook vragen op die soteriologische en eschatologische noties bevatten. Oftewel: zorgt AI voor verlossing en hoe ziet het einde eruit? Zorgt AI, zoals Musk zegt, voor de hemel op aarde, of draagt het zorg voor het einde van de mensheid? In feite zijn dit religieuze vragen verpakt in een seculier jasje en veel mogelijke toekomstperspectieven bevinden zich aan de uiteinden van het utopisch of dystopisch spectrum.
Al deze vragen zorgen voor veel onzekerheid en onrust. Vaak ontbreekt er een nuchter en realistisch perspectief hoe je hiermee om moet gaan. Hoe ga je als christen op een verantwoorde manier om met AI en hoe maak je hierin voor jezelf goede ethische en theologische afwegingen? Een sleutel die hierbij behulpzaam zou kunnen zijn, is apocalyptische verbeelding.
Apocalyptische verbeelding
Het woord apocalyptisch roept bij veel mensen een dystopisch beeld op van het einde der tijden. In de culturele narratieven van het huidig tijdsgewricht duidt het vaak een overgang aan van de huidige tijd naar een andere tijd die gepaard gaat met een schokgolf van rampen en ellende zoals te zien is in films als Apocalypse Now en Terminator. In de theologie wordt dit vaak gekoppeld aan wat er over de eindtijd is geschreven in het boek Openbaring. Niet verwonderlijk, want de Griekse naam voor Openbaring is Apocalyps.
Een apocalyptische visie in onze tijd behelst een dualistisch beeld waarin het goddelijke en het menselijke elkaar ontmoeten en waarin een duidelijke scheiding is tussen het heden en het hiernamaals – of zogezegd tussen de huidige hemel en aarde en de nieuwe hemel en aarde. In de historische context van de Bijbel was er een monistische vorm van apocalyptisch denken waarbij men vooral nadacht hoe goddelijke onthullingen, hetgeen de letterlijke vertaling van het woord apocalyps is, konden worden toegepast om een betere wereld te creëren. De theoloog Michael Paulus beschrijft in zijn boek Artificial Intelligence and the Apocalyptic Imagination dat apocalyptische verbeelding een theologische interpretatie van de werkelijkheid is die diepere dimensies van kennis, ruimte, tijd en handelingsbekwaamheid onthult om een zo een narratief te bieden voor een betere wereld. In een ander boek (AI, Faith, and the Future: An Interdisciplinary Approach) haalt Michael Paulus N.T. Wright aan, volgens wie ‘apocalyptische verbeelding een visie van de nieuwe schepping is die precies overlapt met de huidige schepping en deze daardoor juist transformeert’ (p. 257). Dat laatste is de sleutel voor een gezonde kijk op de toekomst met AI en biedt een alternatief narratief als tegenhanger voor de utopische en dystopische narratieven.
Bij deze apocalyptische verbeelding geeft Michael Paulus een aantal vragen mee voor het ethische gesprek. Wat zijn de ultieme vormen van hoop en doelen die worden nagestreefd? Wie doen daarin mee en hoe worden deze doelen bereikt? En verbetert AI politieke, economische en sociale gerechtigheid en vrede? Worden we er individueel en collectief betere mensen van? AI is namelijk niet alleen technologie maar bovenal een sociaal, cultureel en spiritueel fenomeen dat onze maatschappij steeds meer gaat vormen. Dat vraagt om een nieuw realistisch verhaal hoe je je hiertoe kan verhouden. De apocalyptische verbeelding laat zien dat het misschien mogelijk is om met AI een stukje hemel op aarde te realiseren.
In januari 2023 ben ik geïnterviewd door Ineke Evink, hoofdredacteur van CGMV Magazine over de kansen en gevaren van AI. Je kan een PDF van het artikel hieronder downloaden.
… Kunstmatige intelligentie zal ons met steeds meer morele vragen gaan confronteren. We gaan profiteren van doorbraken op medisch gebied, maar komen ook in aanraking nieuwe schandalen die vergelijkbaar zijn met de toeslagenaffaire.
“Gradually, then suddenly” (langzaam en dan plotseling) is een beroemd citaat van de schrijver Ernest Hemingway uit zijn boek The Sun Also Rises (Nederlandse titel: En de zon gaat op) dat voor mij de ontwikkelingen in kunstmatige intelligentie (vaak afgekort tot AI, afkomstig uit het Engels Artificial Intelligence) weergeeft. Tot het voorjaar van 2022 leken de ontwikkelingen zich lineair voort te bewegen, tot in de zomer en het najaar een explosie van innovatie zich aandiende. Nieuwe AI-systemen, met namen als DALLE-2, Midjourney en ChatGPT, hielden de gemoederen behoorlijk bezig en lieten mensen eigenhandig ervaren hoe je met behulp van een simpele tekst-aanwijzing de computer van alles kon laten maken. Van surrealistische plaatjes van een groene kameel op de maan en stoelen in de vorm van een avocado tot en met nieuwe teksten voor Opwekkingsliederen en zelfs complete preken zijn er gegenereerd. Aan dat laatste zijn er ook in deze krant menig artikel en opiniestuk gewijd, maar ook op andere AI-fronten gebeurde er veel. Zo beweerde een medewerker van Google in juni dat hij geloofde dat chatbot LaMDA echt leefde en gevoelens had en kondigde Elon Musk namens zijn bedrijf Neuralink eind november aan dat hij binnen zes maanden het menselijk brein aan een computer wil koppelen om in eerste instantie mensen met een bepaalde soort blindheid weer te laten zien. In een recent rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) wordt AI systeemtechnologiegenoemd, dat is technologie vergelijkbaar met elektriciteit en de verbrandingsmotor, die een “grote impact [heeft] op de samenleving, die vooraf niet kan worden voorzien.” Kortom, er is nogal wat gebeurd het afgelopen jaar op het gebied van AI en er staat ons volgens deskundigen nog veel meer te wachten waar we allemaal mee te maken gaan krijgen. Naast bewondering roept deze technologie bij velen ook de nodige ethische vragen op en vragen steeds meer mensen zich af hoever we hiermee mogen gaan.
Christen en AI
Wat moet je als christen nu aan met AI en hoe breng je dit dan in de praktijk? Zoals hierboven beschreven is, is AI in 2022 in een stroomversnelling terecht gekomen en de verwachting is dat deze technologie veel in de maatschappij zal gaan veranderen en ons met steeds meer morele vragen zal gaan confronteren. We zullen als samenleving kunnen profiteren van AI-doorbraken op bijvoorbeeld medisch gebied maar ook in aanraking komen met nieuwe AI-schandalen zoals de Toeslagenaffaire. Ook als christen zul je dit steeds meer gaan merken; zo kun je natuurlijk nu makkelijk een affiche voor een themadienst ontwerpen, maar kun je als ouder er ook achter komen dat je kind een schoolopdracht met ChatGPT gemaakt heeft (en dus eigenlijk fraudeert). Volgens de Amerikaanse theoloog Philip Hefner zijn wij als mensen created co-creators, oftewel wij zijn geschapen om dingen te maken en deze als christen in te zetten voor een betere en rechtvaardigere wereld (Micha 6:8). Dit geldt uiteraard ook voor AI en het is een morele plicht voor christenen om na te gaan hoe je hier op een verantwoorde manier mee omgaat.
Suggesties voor de praktijk
Tot slot, wil ik graag enkele suggesties aanreiken om dit concreet te maken. Het begint met bewustwording door bijvoorbeeld zelf eens te experimenteren ChatGPT of DALLE-2 om zelf AI te ervaren. Een volgende stap is om kennis op te doen over AI door bijvoorbeeld de gratis online Nationale AI-cursus te volgen of door bijvoorbeeld het AI-hoofdstuk in het boek Dank God voor techniek van Maaike Harmsen te lezen. Mijn laatste suggestie is om het gesprek met elkaar aan te gaan hierover. Doe dit in het klaslokaal, aan de keukentafel of de lunchtafel op het werk, of in kerkelijk verband, zoals in bijbelstudiegroepen of een themadienst over dit onderwerp. We kunnen gerust stellen dat AI het gradually-tijdperk achter zich heeft gelaten en we in 2022 het suddenly-tijdperk zijn binnengetreden. Het is daarbij onze morele plicht als christenen om ons te verdiepen in AI en te zoeken naar manieren om deze technologie te gebruiken voor het welzijn van de mensheid, terwijl we ons tegelijkertijd bewust blijven van de mogelijke ethische problemen die kunnen ontstaan. Om in de stijl van AI af te sluiten heb ik ChatGPT gevraagd een slotzin voor dit opiniestuk te maken: Het is moreel wenselijk voor ons als christenen om ons te verdiepen in AI en te zoeken naar manieren om deze technologie te gebruiken voor het welzijn van de mensheid, terwijl we ons tegelijkertijd bewust blijven van de mogelijke ethische problemen die kunnen ontstaan.
In onze wereld neemt techniek een belangrijke plaats in en bepaalt voor een steeds groter gedeelte onze maatschappij en hoe wij naar de wereld kijken. Wie kan zich nu nog een leven zonder smartphone voorstellen? Tegelijkertijd hebben christenen vaak een haat-liefde verhouding met techniek en hebben vooral oog voor de negatieve gevolgen ervan. In het boek Dank God voor techniek doet theoloog en techniek-liefhebber Maaike Harmsen een manmoedige poging om dit beeld te kantelen en ons te laten realiseren dat we best dankbaar mogen zijn voor de techniek die God ons gegeven heeft. Het lijkt erop dat boeken die gaan over de invloed van techniek op onze samenleving in één van de volgende categorieën vallen: óf het betreft een optimistische kijk die gelooft dat techniek ons leven beter maakt en dat je met techniek problemen als de aanstaande klimaatcrisis kan oplossen, óf een pessimistische blik, die ervan uitgaat dat techniek de belangrijkste oorzaak van onze wereldproblemen is en dat dit in de toekomst alleen maar verergert. Harmsens boek val er precies tussenin en geeft een realistisch en pragmatisch beeld over wat techniek is en hoe je je als christen daartoe kan verhouden.
Bijbelstudies
Het boek bevat tien bijbelstudies, verdeeld over tien hoofdstukken, waarin elk hoofdstuk een technologisch thema verkend wordt en gekoppeld wordt aan een bijbellezing. Elke studie is gebaseerd op een preek die de auteur in het verleden gehouden heeft en deze zijn omgevormd tot overdenkingen die worden afgesloten met gespreksvragen. Harmsen laat een breed pallet aan technologische thema’s de revue passeren die elk zeer relevant en waarvan sommige bijzonder actueel zijn (bijvoorbeeld het thema landbouw wat in hoofdstuk 6 Speer, schoffel en kas behandeld wordt). De onderwerpen variëren van de klimaatcrisis, tot kunstmatige intelligentie (AI) tot en met het heelal en ruimtevaart. In de inleiding schrijft de auteur dat zij geen technische achtergrond heeft omdat zij “slechts theoloog” (12) is en het boek geschreven heeft uit nieuwsgierigheid naar techniek en wat er vanuit de bijbel hierover te zeggen valt. Ze hoopt dat deze nieuwsgierigheid ook bij de lezer wordt aangewakkerd en ze is daar, wat mij betreft, uitstekend in geslaagd; het boek is vlot geschreven en de technische onderwerpen worden op een toegankelijke manier uitgelegd (hetgeen een groot voordeel is als een niet-techneut een boek over techniek schrijft). De inhoud heeft tegelijkertijd ook voldoende diepgang en Harmsen weet goed de relevante thema’s en morele vraagstukken uit het vakgebied te beschrijven en koppelt deze aan interessante bijbelgedeelten.
Mensbeeld
Waar sommige recensenten haar een gebrek aan exegese verwijten, is het goed om te beseffen dat dit geen verzameling preken is maar een reeks korte inleidingen op technische thema’s vanuit bijbels perspectief, die vooral kunnen aanzetten tot een gesprek hierover met elkaar. Wat opvalt is dat bijna alle gekozen bijbelgedeelten uit het Oude Testament komen en gebaseerd zijn op theologisch-antropologische teksten, met andere woorden, teksten die gaan over wie de mens is en hoe deze zich mag verhouden tot God, andere schepselen en de wereld. Het mensbeeld wat in de Bijbel wordt geschetst biedt verrassend veel relevante aanknopingspunten voor de technologische uitdagingen van de 21ste eeuw. Het mensbeeld dat Harmsen door het boek heen schetst, en welke als een rode draad die door het boek heen loopt, is dat de mens op de aarde is gezet om de aarde te bewerken en, professor Klaas Schilder parafraserend, om zichzelf te ontwikkelen en te leren. Techniek is hierbij ontegenzeggelijk een belangrijk middel om dat te doen, met als doel om God groot te maken. Daar waar het christendom nog wel eens verweten wordt dat deze teksten misbruikt zijn als rechtvaardiging voor het plunderen en vervuilen van onze aarde (bijvoorbeeld White, 1967), merkt Harmsen terecht op dat we de aarde “niet alleen [moeten] bewerken maar ook bewaren, dat is onze diepmenselijke opdracht” (67)[1]. Ook hier valt op dat haar pragmatisch-realistische benadering een heldere en nuchtere kijk vormt die richting kan geven in maatschappelijke debatten, zoals bijvoorbeeld het stikstofdebat, die steeds meer worden gedomineerd door extreme standpunten en waar steeds minder de bereidheid is om naar elkaars standpunten te luisteren en samen te werken. Ik zou haar benadering willen kenschetsen als een moderne vorm van christelijke deugdethiek, waar bij christelijke politieke partijen gelukkig ook steeds meer aandacht voor is (bijvoorbeeld Van Putten (2022)), waaruit blijkt dat bijbels geïnformeerde deugden nog steeds een zegen kunnen zijn voor onze gepolariseerde samenleving.
Maaike Harmsens boek verdient een brede lezerskring onder theologen, predikanten, voorgangers, leesgroepen en iedereen die geïnteresseerd is in een christelijke doordenking van het gebruik van technologie. Het boek combineert kennis van zaken met originele theologische reflectie en moedigt de lezer vooral aan om zelf kritisch na te gaan denken over de rol van technologie zonder daarbij normatief te worden. De enige kritische noot die ik zou willen plaatsen is dat ik niet eens ben met Harmsens positie dat zij niet gelooft in morele vooruitgang (123) en dat elke poging tot een utopische nieuwe samenleving, zoals bijvoorbeeld de Mars-kolonie van Elon Musk, gedoemd is om te mislukken vanwege de zondige natuur van de mens. Er is mijns inziens de afgelopen honderden jaren wel degelijk vooruitgang geboekt en technologie heeft daar ook deels in geholpen, denk hierbij aan de afschaffing van de slavernij en de emancipatie van vrouwen, maar tegelijkertijd ben ik het Harmsen eens dat we niet klakkeloos moeten geloven in een maakbare samenleving en dat we vanuit onze christelijke identiteit met wijsheid mogen handelen, of zoals zij het zegt “alle vragen over techniek komen weer terug naar wie jij bent, wie jij wilt zijn voor God en je naaste” (126).
Sticker
Tot slot, de boekomslag, de bijgeleverde “Dank God voor techniek”-sticker en de ondertitel van het boek (bijbelstudies voor ruimtereizigers) verwijzen naar ruimtevaart en geven het boek een nerdy uitstraling en zal sommige potentiële lezers misschien afschrikken. Ik zou die mensen juist van harte willen aanraden om juist wel het boek te lezen want het helpt terdege om je als christen te navigeren in onze door technologie gedomineerde 21ste eeuw met als devies ‘Dank God voor techniek” en ik bedank Maaike Harmsen voor het prachtige boek hierover.
White Jr, Lynn. (1967). “The historical roots of our ecologic crisis.” Science, 155 (3767), 1203-1207.
[1] Steeds meer theologen lezen deze teksten uit Genesis vanuit een ecologische hermeneutiek. Zie bijvoorbeeld Van Urk-Coster (2022) en De Jong (2022).
Het themanummer over kunstmatige intelligentie, hierna verder afgekort tot AI,[1] van het christelijk tijdschrift Radix bevat diverse artikelen over de rol die AI speelt in onze samenleving en in het bijzonder hoe dit gekoppeld is aan geloof en ethiek. Zoals ik vorige maand al op Twitter aankondigde, geef ik in dit artikel een reactie op het artikel van Jochemsen en Peters (2022) waarin zij betogen dat AI in zichzelf leidt tot een reductie van de werkelijkheid waarbij zij in hun betoog gebruik maken van de inzichten uit de Reformatorische wijsbegeerte van de Nederlandse filosoof Herman Dooyeweerd (1894-1977). Ik ben zelf erg gecharmeerd van Dooyeweerds visie op de werkelijkheid en was ook blij verrast dat beide heren zijn gedachtengoed gebruiken om het verschijnsel van AI te analyseren.
Wat is AI?
Het lezenswaardige artikel begint met een uiteenzetting van voorbeelden waarin de goede en de donkere kanten van AI worden duidelijk gemaakt. Ondanks dat de lezer een indruk krijgt wat AI ongeveer is, ontbreekt het aan een goede definitie ervan. Ik vind dit persoonlijk een gemiste kans omdat het hierdoor niet altijd helder is wanneer de auteurs over AI spreken, of in het algemeen over technologie. Een goede definitie die ik zelf vaak gebruik in mijn dagelijkse werk als docent en spreker over AI staat in het recente WRR-rapport over AI (WRR 2021) waarin AI gedefinieerd wordt als “systemen die intelligent gedrag vertonen door hun omgeving te analyseren en – met enige graad van autonomie – actie te ondernemen om specifieke doelen te bereiken” (WRR 2021: 12). Een heldere definitie is het vertrekpunt om duidelijk te schetsen wat AI is en daarbij af te rekenen met een hardnekkige, maar verkeerde, beeldvorming die er is in onze maatschappij. Het is niet voor niets dat demystificatie van AI (WRR 2021: 139-144) als een van de vijf opgaven wordt genoemd waarin duidelijk moet worden gemaakt waar we het nu eigenlijk precies over hebben als we over AI spreken, met andere woorden, wat is AI wel en wat is het ook vooral niet.
De beide auteurs schrijven terecht dat big data een essentieel onderdeel van AI is, echter men verzuimt om ook hier een goede definitie te geven zodat het gevaar ontstaat dat mensen hun eigen verwachtingen gaan projecteren op wat big data is. Daarnaast zou je je kunnen afvragen of er ook zoiets is als small data en of dit geen invloed heeft op AI. Mijn insteek is dat alle data de belangrijkste grondstof zijn voor AI, of zoals ik elders geschreven heb, dat data wordt gezien als de nieuwe olie (Esselink 2022: 6). Data is de brandstof voor algoritmes die met behulp van statistische technieken, hetgeen we vandaag vaak machine learning noemen, voorspellingen kan genereren die de input vormen voor AI systemen. De informatie die door AI wordt gegenereerd, wordt vaak gezien als nieuwe kennis die moet leiden tot het nemen van betere beslissingen. Jochemsen en Peters (2022: 116) verwijzen hiervoor naar een bekend model uit de wereld van analyse: het DIKW-model en laten tegelijkertijd met behulp van Dooyeweerds filosofie dat kennis niet tot informatie te herleiden is.
Dooyeweerd en AI
Het interessante aan Dooyeweerds beschrijving van de werkelijkheid is dat dit, mijns inziens, een van de beste beschrijvingen/ modellen in de filosofie is die poogt om recht te doen aan de complexiteit, veelkleurigheid en ambiguïteit van de realiteit. Het resultaat is een model dat een goede basis vormt voor de antropologische vraag wie de mens is en hoe deze zich tot zijn/ haar technologische omgeving moet verhouden, met andere woorden, Dooyeweerds filosofie biedt een uitstekende basis voor techniekfilosofie zoals door anderen ook eerder is uitgewerkt (zie bijvoorbeeld Verkerk 2014, Verbeek 2008). De kracht van Dooyeweerd zit in de anti-reductionistische benadering van de werkelijkheid en het is ook terecht dat de auteurs wijzen dat een groot gevaar van AI is dat de werkelijkheid wordt gereduceerd tot de modaliteiten data en ruimte. Het is niet voor niets dat in een recent rapport van de Nationale Ombudsman terecht gewaarschuwd wordt dat een burger meer is dan een dataset (Ombudsman 2021). Onze hang naar technisisme (Jochemsen & Peters 2022: 112) zorgt ervoor dat we in deze tijden proberen met behulp van data en AI grip op de werkelijkheid te krijgen die leidt tot zekerheid, veiligheid en betekenis. Er wordt in het artikel overtuigend beargumenteerd dat technologie daardoor niet neutraal is en een veel grotere spirituele lading heeft dan menigeen zich beseft. Door het gebruik van Dooyeweerds modaliteiten ben je dus in staat om de rol van technologie goed te analyseren. Ik vind dat beide auteurs dit overtuigend hebben weergegeven in dit artikel. Waar het aan schort is dat het niet altijd duidelijk is of men het heeft over de rol van technologie in zijn algemeenheid of over AI. Ik had graag gezien dat beide heren in de toepassing van Dooyeweerds techniekfilosofie specifieker op het domein van AI waren ingegaan. Daarnaast spreken zij ook over het verschil tussen correlatie en causaliteit en lijkt het alsof door AI dit verschil niet meer bestaat en er daardoor verkeerde beslissingen worden genomen. Dit zal ook wel regelmatig gebeuren, maar ik vind dit veel te generaliserend, omdat ik weet dat vanuit de beroepspraktijk van data scientist en AI-ingenieurs hier heel veel aandacht aan wordt besteed om dit zoveel mogelijk te voorkomen (Sahoh et al. 2022). De werkelijkheid is dus veel genuanceerder dan hier wordt geschetst. Daarnaast is het jammer dat er in dit artikel geen aandacht is voor andere problemen die AI met zich meebrengt zoals impliciete vooroordelen, racisme, privacy en verantwoordelijkheid voor de uitkomsten van algoritmes om er maar een paar te noemen (zie bijvoorbeeld Muller (2020) voor een goede introductie). Als laatste vind ik dat de auteurs het begrip data te veel veralgemeniseren en het daardoor onterecht zien als één modaliteit waartoe de werkelijkheid gereduceerd kan worden. In de werkelijkheid speelt de dataficering een steeds belangrijkere rol op meerdere modaliteiten, oftewel, op verschillende niveaus neemt de rol van data toe. Een voorbeeld hiervan is de toename van de rol van data in de psychologie en biologie wat geleid heeft tot nieuwe specialismen die computational psychology of computational biology worden genoemd (Bartlett et al. 2022).
Conclusie
Ik vind dat de auteurs een goede bijdrage hebben geleverd in dit artikel door AI te analyseren met behulp van Dooyerweerds filosofie. Door het gebrek aan goede definities gaan ze soms te kort door te bocht en is het soms te generaliserend. Ik hoop dat deze reactie daarom een welkome aanvulling op dit artikel mag zijn.
Bibliografie
Bartlett, L., Pirrone, A., Javed, N., & Gobet, F. (2022). “Computational scientific discovery in psychology.” Perspectives on Psychological Science.
Sahoh, B., Haruehansapong, K., & Kliangkhlao, M. (2022).” Causal Artificial Intelligence for High-Stakes Decisions: The Design and Development of a Causal Machine Learning Model.” IEEE Access, 10, 24327-24339.
Verbeek, P. P. (2008). “Disclosing visions of technology.” Techné: Research in Philosophy and Technology, 12(1), 85-89.
Verkerk, M. J. (2014). “A philosophy-based ’toolbox’ for designing technology: The conceptual power of Dooyeweerdian philosophy.” Koers: Bulletin for Christian Scholarship, 79(3), 1-7.
“Wat moet een recensie over een robot-boek in dit tijdschrift?” is wellicht de eerste gedachte die bij de lezer opkomt na het lezen van de boektitel. Echter de titel verraadt niet dat het gaat om een diepgaande theologische verhandeling over onze toekomst met sociale robots. Het boek is geschreven door de Amerikaanse voorganger en wetenschapper Joshua K. Smithen behelst een christelijke doordenking over wat het betekent om mens te zijn in een maatschappij waarin slimme technologie een steeds prominentere rol inneemt. Smith focust in zijn boek op sociale robots, oftewel autonome fysieke apparaten die worden aangestuurd door kunstmatige intelligentie (AI), waarmee mensen steeds frequenter en intenser interacteren. Dit soort robots bieden vele voordelen voor de mensheid, zoals dat zij vervelend en repeterend werk voor ons kunnen overnemen en dat we bijvoorbeeld geen menselijke soldaten meer hoeven te laten vechten als we dit door robots kunnen laten uitvoeren. Daarnaast gaan de ontwikkelingen razendsnel en lijken er dagelijks nieuwe toepassingen bij te komen. Echter de technische progressie gaat vele malen sneller dan de ethische reflectie die nodig is om op een verantwoorde manier met deze technologie om te gaan betoogt Smith, zodat als we niet oppassen dit zelfs tot dehumanisering kan leiden.
Imago Dei
De spannende vraag is dus hoe wij als mensen ons moeten verhouden tot slimme technologie die ons tegelijkertijd een spiegel voorhoudt, en ons dwingt na te denken wie wij zijn als mens. De auteur roept juist christenen op om mee te doen in dit maatschappelijke debat en hun theologische antropologie, waarin de mens is geschapen naar het beeld van God (Imago Dei), te plaatsen tegenover het vigerende materialistische mensbeeld. Dit mensbeeld wat gekenmerkt wordt door vooruitgangs- en maakbaarheidsdenken, zal uiteindelijk de machine steeds meer gelijkschakelen aan de mens en de mens gaan vervangen, hetgeen zal leiden verlies van menselijke waarde en waardigheid. Om dit te voorkomen pleit de auteur ervoor om robots een rechtspersoonlijkheid te geven, niet om de robots te beschermen, maar juist om de mens te beschermen.
Wat maakt dit boek interessant?
Wat dit boek interessant maakt voor de theologie professional is dat Smith een diepgaand theologisch antropologisch mensbeeld neerzet wat stevig gegrond is in metafysica en gestoeld is op degelijke exegese, en daarmee een goede bijdrage levert aan het debat over hoe wij ons als christenen moeten verhouden tot nieuwe technologie. Het nadeel van het boek is dat het wel enige filosofische basiskennis vereist om de discussie rond bijvoorbeeld het voordeel van substantie-dualisme te kunnen volgen. Maar ben je geïnteresseerd in theologie en technologie en ben je niet bang voor diepgang dan is dit boek zeker een aanrader.
Bibliografie
Joshua K. Smith, Robotic Persons: Our Future with Social Robots, Bloomington IN: WestBow 2021, 252 pp., ISBN 9781664219748.
Digitale technologie speelt een steeds grotere rol in ons dagelijks leven en de macht van de grote technologieplatformen, vaak Big Tech genoemd, ligt steeds meer onder een vergrootglas. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er steeds vaker theologische boeken verschijnen waarin een kritische en ethische reflectie hierop wordt gegeven. Door haar verfrissende aanpak is het boek van Kate Ott is een welkome aanvulling hierop. Zij verbindt op kundige wijze actuele thema’s uit de wereld van digitale technologie aan theologische en ethische reflectie. De auteur, die als docent christelijke ethiek verbonden is aan de theologische faculteit van de Drew universiteit in de Verenigde Staten, gaat in haar boek op zoek naar een manier hoe je als christen op een ethische en verantwoorde manier digitale technologie kan gebruiken om te komen tot een meer diverse en inclusievere wereld. Zij beschrijft en duidt de technologische verschijnselen vanuit het buiten-perspectief van iemand die geen achtergrond in deze materie heeft.
Digitale geletterdheid
Tijdens deze ontdekkingsreis vertrekt ze vanuit haar eigen achtergrond, christelijke feministische ethiek, en geeft een treffend beeld van hoe digitale technologie werkt en op welke manier dit ons leven reeds vormt, hetgeen vanuit technologisch perspectief zeer accuraat wordt weergegeven. Wat dit boek interessant maakt voor de theoloog, predikant en religiewetenschapper, is dat Ott de technologische thematiek op inventieve wijze weet te voorzien van een hermeneutisch vocabulaire, waardoor je in de theologische praktijk beter in staat bent om technologische vraagstukken te interpreteren. Als rode draad door haar boek heen, pleit Ott voor meer digitale geletterdheid (digital literacy) bij christenen. Om tot een goede ethische reflectie en actie te komen, is het essentieel om een basale kennis te hebben hoe digitale technologie werkt en het ons leven vormgeeft.
Algoritmes
Het beste voorbeeld hiervan staat direct in het eerste hoofdstuk van het boek, Programming for Difference, waarin Ott je op indringende manier laat zien hoe algoritmes onze wereld vormgeven en onze keuzes beïnvloeden. Doordat algoritmes zorgdragen voor persoonlijke adviezen op maat lijkt het alsof deze zorgen voor meer diversiteit, echter Ott toont aan dat algoritmes mensen reduceren tot kwantificeerbare eenheden waardoor een “dominantie van gelijkheid” (34) optreedt. Het paradoxale effect van algoritmes is dat zij dus gelijkheid benadrukt en uitvergroot en daardoor diversiteit vermindert. Aan de hand van het verhaal uit de Bijbel over de toren van Babel (Gen. 11:1-9) maakt de schrijfster duidelijk dat diversiteit juist een feature van de schepping van God die wij als christenen zouden moeten nastreven. God veroordeelt het gebruik van één taal omdat dit alle verschillen uit zou wissen en gebruikt de spraakverwarring om meer diversiteit terug te brengen in de schepping. De algoritmes van Big Tech werken volgens Ott als de bouwers van de toren van Babel en benadrukken eenheid in plaats van diversiteit. Dit leidt juist tot uitvergroting en versterking van vooroordelen die reeds in onze maatschappij aanwezig zijn. Ott gebruikt de theologische notie van mede-schepper (co-creator) om de lezer op haar morele verantwoordelijkheid te wijzen en haar op een bewuste en proportionele manier om te laten gaan met algoritmes, om zo op een actieve manier een meer diverse wereld te creëren.
Tech Giants on the other hand consider digital technology and electronic communication a way of regaining what was lost at Babel. They suggest both through translation and the ubiquity of common media that again one language is being created. 1
Identiteit
Ook in de hierop volgende hoofdstukken, die gaan over (digitale) identiteit en relaties, het eeuwigdurende geheugen van digitale platformen en de gevolgen die technologie heeft voor het milieu, weet Ott boeiend de technologische pijnpunten bloot te leggen en hier een theologische en ethische reflectie op te geven. In het laatste hoofdstuk, Ethical Hacking and Hacking Ethics, claimt Ott dat we als christen de mindset moeten hebben van een computer hacker. Het is onze taak om te wijzen op het onrecht en ongelijkheid dat digitale technologie kan veroorzaken en hiernaar te handelen om zo te komen tot een betere, dus meer diverse en inclusievere, wereld.
Waarom dit boek lezen?
Het boek is een goede manier om op een theologische manier over de morele uitdagingen die digitale technologie met zich meebrengt te doordenken. Wel zie je duidelijk in de hermeneutische richting die de auteur kiest, dat zij haar oorsprong heeft in feministische en bevrijdingstheologie. Doordat zij hier vanaf het begin zeer open en duidelijk over is, maakt het dat dit boek extra aanzet om je eigen positie te bepalen en kritisch na te denken. Mijn kritiek op het boek dat het een te eenzijdig beeld geeft over de rol die digitale technologie speelt in ons leven. De focus van de auteur is vooral gericht op de negatieve gevolgen die digitale technologie met zich meebrengt. Om echter tot een genuanceerd ethisch oordeel over digitale technologie te komen, is het aan te bevelen om aanvullende literatuur waarin de voordelen van digitale technologie zijn uitgewerkt te raadplegen.
Bibliografie
Ott, Kate M. Christian Ethics for a Digital Society. Lanham: Rowman & Littlefield, 2019.
Ik las vandaag een artikel van Wido van Peursen, hoogleraar Oude Testament aan de VU in Amsterdam, waarin hij uiteenzet wat de mogelijke impact van kunstmatige intelligentie is op theologie. Zijn betoog is onder andere geschreven naar aanleiding van een satirisch stukje op de website Kanaän Courant (een christelijke versie van De Speld) waarin een dominee AI gebruikt om preken mee te genereren. Ik heb als AI-theoloog wat commentaar gegeven in de vorm van een Twitter-draadje welke hieronder te lezen valt.
Ik ben benieuwd naar jullie visie op AI en theologie, dus laat gerust een comment achter hieronder of neem contact met me op als je hier een keer over wil sparren